De Reeuwijkse plassen zijn dertien plassen tussen Bodegraven en Gouda, ten oosten van het dorp Reeuwijk. Ze zijn van elkaar gescheiden door smalle weggetjes. De plassen hebben allemaal een rechthoekige vorm, waarin de vroegere verkaveling van de weilanden nog valt te herkennen. Rond de plassen liggen waardevolle graslanden, waar het beheer gedeeltelijk wordt afgestemd op weidevogels. Op andere delen (schraalgraslanden) ligt het accent op botanische waarden. De plas Broekvelden en Vettenbroek wordt door grote aantallen watervogels gebruikt als rust- en voedselgebied. Tijdens vorstperioden blijft deze plas door de grotere diepte langer open dan de overige plassen. Uit de wijde omgeving bezoeken dan duizenden watervogels (onder meer kleine zwaan, smient, krakeend en slobeend) deze plassen. Verder staat het gebied bekend om het nog in redelijke aantallen voorkomen van de grote karekiet als broedvogel. Op Broekvelden/Vettenbroek na zijn de plassen in de 18e eeuw ontstaan door turfwinning. Vanuit het lintdorp Sluipwijk werd het veen tot onder het grondwaterpeil afgegraven, om te worden gedroogd tot turf die werd opgestookt door de pottenbakkerijen en bierbrouwerijen van Gouda. In de 19e eeuw ontstonden plannen om de plassen in te polderen, maar daar is het nooit van gekomen. Op 20 juli 1930 werd door Provinciale Staten van Zuid Holland definitief tegen inpoldering beslist. Broekvelden/Vettenbroek is in de jaren zeventig van de 20e eeuw ontstaan als zandwinningsput voor de aanleg van de A12 en de wijk Bloemedaal in Gouda.
Sluipwijk is ook ons startpunt. Na de auto’s geparkeerd te hebben bij de kerk was het nog een klein stukje lopen naar de boot. Deze was ruim bemeten en er was dan ook genoeg plek voor een ieder. Alvorens we op plassen konden komen moesten we een drietal ophaalbruggetjes passeren. Deze bruggetjes waren te laag om al bukkend onderdoor te gaan, dus waren we op de lenigheid en soeplesse van enkelen aangewezen om deze te passeren. Hun kennis van de brugtechnieken kwam ook van pas, want het is niet zomaar een bruggetje omhoog takelen. Weg afzetten, van grendel afhalen, lier vrijgeven, optakelen en uiteindelijk de handeling achterstevoren terug om alles weer in orginele staat terug te brengen. Maar dan toch eindelijk op de plassen. Het was er stil. Windstil en de ochtendmist deed ook een duit in het zakje om de rust te accentueren. Zelfs het brommen van de motor klonk vredig.
Deze rust en het tijdstip was ideaal om een kakafonie van de aanwezige vogelpopulatie te kunnen horen echter ze lieten het een beetje afweten. Wat we zagen en hoorden waren nog niet eens de riet- en moerasvogels, maar eerder de struweelzangers als winterkoning, mus en vink. Op de plas zagen we de gebruikelijke soorten als kokmeeuw, visdief, fuut, aalscholver, etc.
Na enige tijd zijn we aangelegd om wat plantesoorten te bekijken. Dit aanleggen was niet vanzelfspreken omdat een paar vissers de aanlegsteiger als hun ideale plek hadden gekozen waardoor Werner genoopt was er omheen te varen en iets verder aan te leggen. Hoewel hij zijn best deed om de lijnen te ontwijken gebeurde het toch dat hij in een lijn terecht kwam (die dingen zie je ook bijna niet). Twee van de plantensoorten die ons werden aangewezen waren de Grote Ratelaar en de Rietorchis. De orchissen stonden gelukkig zo tussen het riet dat ze uit het zicht van de wandelaars stonden. Zeer leuk om te zien. Een kort ommetje en vervolgens weer de boot in om wat vogelsoorten te spotten. Die waren inmiddels ook een beetje wakker geworden. De Rietgors en de Kleine Karekiet lieten zich eerst horen vervolgens de Rietzander en uiteindelijk ook de Grote Karekiet. Aan zijn geluid te horen moest hij op nog geen twee meter van de punt van de boot in het riet zitten, maar hij was niet te zien. Twee Nijlganzen (wat een commentaar op die beesten zeg) zaten bovenop het dak van een jagershutje te wachten tot de jager zou komen.
De grote Karekiet liet zich wederom horen. Dit keer zaten er drie op een korte afstand van elkaar. De derde liet zich uiteindelijk ook goed zien. Een prachtig schouwspel zoals deze grote vogel met witte keel en opengesperde snavel zijn geluid produceert.
Na enige tijd dit aanschouwd te hebben trok Werner weer aan het koord om de motor te starten en verder te gaan. Op naar de meeuwenkolonie.
Wat maken die beesten toch met z’n allen een lawaai zeg. Oorverdovend, maar wel een prachtig gezicht om naar te kijken. Wat nog leuker was waren de jonge meeuwen. In alle varianten hebben we ze gezien. Kuikens nog in het ei en net uit het ei, wat grotere kuikens en vervolgens de eersten die te water gingen en natuurlijk ook die jongen die hun vleugels begonnen uit te slaan om het luchtruim in te gaan.
De tijd ging razendsnel voorbij en het was dan ook jammer dat ik wat eerder weg moest.
We werden bij de kerk afgezet en zagen de anderen weer terug gaan naar de plas om te kijken of de Krooneend zich ook nog liet zien. Uit de mailwisseling is dan ook gebleken dat zij die inderdaad hebben getroffen. Inclusief de jonge eenden zelfs.
We hebben de Reeuwijkse Plassen op een bijzondere manier mogen zien. Werner heeft ons meegenomen naar bijzondere plekjes, waaronder zijn eigen project, en verteld over de geschiedenis van de plassen en wat en allemaal nog komen gaat in de toekomst.
Interessant en leuk om te weten. Deze plassen zijn dus de moeite waard voor een volgend bezoek.
Sluipwijk is ook ons startpunt. Na de auto’s geparkeerd te hebben bij de kerk was het nog een klein stukje lopen naar de boot. Deze was ruim bemeten en er was dan ook genoeg plek voor een ieder. Alvorens we op plassen konden komen moesten we een drietal ophaalbruggetjes passeren. Deze bruggetjes waren te laag om al bukkend onderdoor te gaan, dus waren we op de lenigheid en soeplesse van enkelen aangewezen om deze te passeren. Hun kennis van de brugtechnieken kwam ook van pas, want het is niet zomaar een bruggetje omhoog takelen. Weg afzetten, van grendel afhalen, lier vrijgeven, optakelen en uiteindelijk de handeling achterstevoren terug om alles weer in orginele staat terug te brengen. Maar dan toch eindelijk op de plassen. Het was er stil. Windstil en de ochtendmist deed ook een duit in het zakje om de rust te accentueren. Zelfs het brommen van de motor klonk vredig.
Deze rust en het tijdstip was ideaal om een kakafonie van de aanwezige vogelpopulatie te kunnen horen echter ze lieten het een beetje afweten. Wat we zagen en hoorden waren nog niet eens de riet- en moerasvogels, maar eerder de struweelzangers als winterkoning, mus en vink. Op de plas zagen we de gebruikelijke soorten als kokmeeuw, visdief, fuut, aalscholver, etc.
Na enige tijd zijn we aangelegd om wat plantesoorten te bekijken. Dit aanleggen was niet vanzelfspreken omdat een paar vissers de aanlegsteiger als hun ideale plek hadden gekozen waardoor Werner genoopt was er omheen te varen en iets verder aan te leggen. Hoewel hij zijn best deed om de lijnen te ontwijken gebeurde het toch dat hij in een lijn terecht kwam (die dingen zie je ook bijna niet). Twee van de plantensoorten die ons werden aangewezen waren de Grote Ratelaar en de Rietorchis. De orchissen stonden gelukkig zo tussen het riet dat ze uit het zicht van de wandelaars stonden. Zeer leuk om te zien. Een kort ommetje en vervolgens weer de boot in om wat vogelsoorten te spotten. Die waren inmiddels ook een beetje wakker geworden. De Rietgors en de Kleine Karekiet lieten zich eerst horen vervolgens de Rietzander en uiteindelijk ook de Grote Karekiet. Aan zijn geluid te horen moest hij op nog geen twee meter van de punt van de boot in het riet zitten, maar hij was niet te zien. Twee Nijlganzen (wat een commentaar op die beesten zeg) zaten bovenop het dak van een jagershutje te wachten tot de jager zou komen.
De grote Karekiet liet zich wederom horen. Dit keer zaten er drie op een korte afstand van elkaar. De derde liet zich uiteindelijk ook goed zien. Een prachtig schouwspel zoals deze grote vogel met witte keel en opengesperde snavel zijn geluid produceert.
Na enige tijd dit aanschouwd te hebben trok Werner weer aan het koord om de motor te starten en verder te gaan. Op naar de meeuwenkolonie.
Wat maken die beesten toch met z’n allen een lawaai zeg. Oorverdovend, maar wel een prachtig gezicht om naar te kijken. Wat nog leuker was waren de jonge meeuwen. In alle varianten hebben we ze gezien. Kuikens nog in het ei en net uit het ei, wat grotere kuikens en vervolgens de eersten die te water gingen en natuurlijk ook die jongen die hun vleugels begonnen uit te slaan om het luchtruim in te gaan.
De tijd ging razendsnel voorbij en het was dan ook jammer dat ik wat eerder weg moest.
We werden bij de kerk afgezet en zagen de anderen weer terug gaan naar de plas om te kijken of de Krooneend zich ook nog liet zien. Uit de mailwisseling is dan ook gebleken dat zij die inderdaad hebben getroffen. Inclusief de jonge eenden zelfs.
We hebben de Reeuwijkse Plassen op een bijzondere manier mogen zien. Werner heeft ons meegenomen naar bijzondere plekjes, waaronder zijn eigen project, en verteld over de geschiedenis van de plassen en wat en allemaal nog komen gaat in de toekomst.
Interessant en leuk om te weten. Deze plassen zijn dus de moeite waard voor een volgend bezoek.